Vijftig jaar

Zo’n vijf, zes keer per jaar kom ik op maandagavond voor vergaderingen van de Personeelscommissie en het Stichtingsbestuur naar school. Ik ga dan, voor de verandering, zeer bijtijds van mijn werk weg, eerst naar huis, om nog wat te eten. Om half zeven zoek ik m’n spullen bij elkaar en fiets dan naar school. Zo doe ik dat nu al zes jaar. En heel vaak haalde ik dan onderweg Cas Bottemanne in. Ter hoogte van de spoorwegovergang bij Koog Zaandijk, in de Parkstraat, of op de brug. Dat was ook zo op 27 september, de eerste vergadering van het schooljaar dat we nu afsluiten. We weten nu wat we toen niet wisten: dat het Cas zijn laatste vergadering was. Ik heb hem nooit meer ingehaald, we zijn nooit meer samen verder naar school gereden. Cas werd ziek, Cas ging dood. We hebben op 30 december afscheid van Cas genomen. Ik vond het een indrukwekkend afscheid. Indrukwekkend omdat we met zovelen waren. Indrukwekkend omdat we er zo nadrukkelijk sámen waren. Het was voor mij het meest markante moment van het afgelopen jaar.
‘Voorwaarts en niet vergeten’. Een lied van Bertolt Brecht, dat onze socialistische broeders vroeger zongen. Het is nu een beetje ons motto nu: we vergeten Cas niet en gaan verder op de weg die we zolang ook met hem zijn gegaan.

We zijn met ons SMC inmiddels lang onderweg. Op 24 augustus is het 50 jaar geleden dat op het kantoor van notaris Josephus Joannes Franciscus Antonius Maria Ruijgrok in de Beemster de R.K. Onderwijsstichting St. Michaël werd opgericht. Waarom in de Beemster? Ongetwijfeld omdat notaris Ruijgrok de enige katholieke notaris in de wijde omgeving was. Oprichters waren de hoogeerwaarde heer L.J.J. Schamper, deken te Purmerend, mevrouw Agatha (A.A.H.) Gras-de Jong, zonder beroep wonende te Zaandam, mr. Josephus (J.A.M.) Thijssen, advocaat en procureur te Zaandam, uiteraard Frans (F.A.X.M.) Etman, verkoopleider te Zaandijk, Henricus (H.A.J.) Roels, commies ter secretarie te Wormer, Johan (J.H.A.M.) Lampe, manufacturier te Wormerveer, Johannes (J.P.A.) Sernee, gemeente-secretaris te Assendelft en Johannes (J.N.) Stuifbergen, hoofdcommies ter secretarie te Krommenie.
Uw bestuur zal zijn 50-jarig bestaan kort na de vakantie vieren, samen met alle oud-bestuursleden die we hebben kunnen achterhalen. De school zelf is een jaar later aan de beurt. In september 1956 gingen de eerste zeventig leerlingen naar wat werd omschreven als ‘een stokoud, kil en naargeestig gebouw’, daterend uit 1894, de vroegere gemeentelijke ULO-school aan het Schoolpad in Zaandijk, op de hoek van de Guisweg en de Lagedijk. Dat gebouw is er niet meer, onze school nog wel en dat zullen we aan het begin van het schooljaar 2006-2007 vieren.
De oprichting van het Sint Michaël College, van een katholieke school voor voortgezet onderwijs, kwam in de nadagen van de Verzuiling. Blijkbaar is de katholieke emancipatie aan de Zaan laat op gang gekomen. Maar ze was er niet minder strijdbaar om. De naam van onze school getuigt ervan: Michaël, de aartsengel, strijder met een vlammend zwaard, die Adam en Eva verdreef uit het Paradijs, in de Openbaring van Johannes de overwinnaar van de satan, vanouds beschouwd als de beschermer van de Kerk.
De Verzuiling ligt inmiddels ver achter ons. We zijn nog steeds een katholieke school, maar het is geen strijdbaar, missionerend rooms-katholicisme meer. Het is achtergrond, traditie, die ons inspireert in de manier waarop we naar de samenleving, naar de wereld kijken. De missie en visie die we vorig jaar met elkaar formuleerden mag u lezen als een moderne verwoording van die traditie.

Bijzonder onderwijs

Voor sommigen is het bestaan van scholen als de onze, van bijzonder onderwijs, een relict uit het verleden. In het maatschappelijk debat, dat sinds 11 september 2001 en sinds de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh in 2002 en 2004 scherper, schriller is geworden, staat ons soort onderwijs opnieuw ter discussie. Bijzonder onderwijs zou sektarisch zijn, kinderen indoctrineren, de nationale identiteit en eenheid aantasten. Soms lijkt het alsof de negentiende-eeuwse schoolstrijd opnieuw gestreden wordt. Met name in liberale kring klinkt de roep om afschaffing van artikel 23, het grondwetartikel dat de financiële gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs vastlegt, zonder dat overigens duidelijk wordt gemaakt hoe het onderwijsbestel er zonder die gelijkstelling uit zou moeten gaan zien.
Soms wordt daarbij evidente onzin gedebiteerd. Bijzonder onderwijs is niet alleen katholiek, christelijk en islamitisch onderwijs. Ook de scholen die vanouds een voortrekkersrol spelen in de onderwijsvernieuwing zijn bijzonder: Montessori-scholen, scholen voor Dalton- en Jenaplanonderwijs, de Werkplaats in Bilthoven. Het bijzonder onderwijs voert, op een zeer beperkt aantal scholen in orthodox christelijke en in islamitische hoek na, geen ander toelatingsbeleid voor leerlingen dan het openbaar onderwijs. Dat openbare scholen eerder en sterker zijn ‘verkleurd’ dan bijzondere scholen is alleen maar een gevolg van het feit dat de verkleuring van onze samenleving het verst is voortgeschreden in de grote steden waar het openbaar onderwijs relatief het sterkst is. Ook is het niet waar dat bijzondere scholen meer schoolgeld vragen dan openbare scholen. Een Montessori-school is meestal duurder dan een ‘gewone’ school. Maar een ‘gewone’ bijzondere school is net zo duur als een ‘gewone’ openbare school. De financiële gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs impliceert ook niet dat godsdienst- en levensbeschouwelijk onderwijs door de overheid wordt gefinancierd; dat wordt door het bijzonder onderwijs uit eigen middelen betaald, zoals wij op onze school ook een groot deel van de leerlingbegeleiding uit eigen middelen financieren omdat wij hogere eisen aan de leerlingbegeleiding stellen dan onze overheid.
Toch zijn bijzondere scholen vaak ‘rijker’ zijn dan openbare scholen. In het bijzonder onderwijs loonde het vanouds om ouders en leerlingen te betrekken bij de school, bij het onderwijs, bij het onderhoud van het gebouw. Geld wat je bespaart door ouders de gangen te laten witten of te betrekken bij het onderhoud van het groen, kan worden aangewend voor andere doeleinden, voor extra docenten, voor extra leerlingbegeleiding, voor extra activiteiten, voor een aantrekkelijker gebouw. In het openbaar onderwijs vloeiden de zo bespaarde gelden, met dank aan de comptabiliteitswet, vaak terug in de gemeentekas; het ging voor het onderwijs verloren.

School en samenleving

In de betrokkenheid van de samenleving rond de school bij de school ligt naar mijn stellige overtuiging ook de toekomst van het bijzonder onderwijs. Daar vindt het bijzonder onderwijs zijn rechtvaardiging, zijn bestaansrecht. In het bijzonder onderwijs, waar mensen met verschillende opvattingen en doelen scholen stichten en onderwijs geven, komen het private en het publieke samen. Aan de ene kant dwingt dat het onderwijs tot een zich voortdurend verantwoorden: steeds moet worden duidelijk gemaakt hoe het gegeven onderwijs zich verhoudt tot de opvattingen en doelen die bij stichting van de school voor ogen stonden. Aan de andere kant betrekt het ouders bij de publieke zaak. Ouders die invloed kunnen uitoefenen op het onderwijs van hun kinderen weten zich zo betrokken bij het debat over de koers en de inrichting van de samenleving. Bijzonder onderwijs vormt daarmee een basis voor actief burgerschap dat mensen verbindt met onze rechtstaat en draagt zo bij aan een krachtig fundament voor een veerkrachtig democratisch bestel. En als in het huidige tijdsgewricht ergens behoefte aan is, dan wel hieraan.
In de discussies over de Europese Grondwet is sterk gepleit voor subsidiariteit, voor soevereiniteit in eigen kring: verantwoordelijkheden zouden op een zo laag mogelijk niveau neergelegd moeten worden ten einde invloed en betrokkenheid van burgers zoveel mogelijk te waarborgen. Maar wat in het Europese debat geldt, geldt ook in het debat over de inrichting van onze eigen nationale samenleving. Ik kan geen reden bedenken waarom burgers niet in staat zouden zijn hun eigen onderwijs te besturen, waarom het bestuur van het onderwijs alleen bij de overheid in goede handen zou zijn. Integendeel, zou ik haast zeggen. Dus ben ik voorstander van bijzonder onderwijs. Dus ben ik voorstander van verbijzondering van het openbaar onderwijs.
Het bijzonder onderwijs zal zich dan wel zo moeten structureren dat de samenleving in dat onderwijs zijn rol kan spelen. Het moet zich naar die samenleving keren en het moet ook organisatorisch en bestuurlijk opereren op de schaal van de samenleving waar deel van uitmaakt.
U weet dat ik geen voorstander ben van de schaalvergroting die zich de afgelopen jaren in het onderwijs heeft voorgedaan. Ik zie weinig heil in de grote, bureaucratisch aangestuurde schoolorganisaties zoals ze zijn ontstaan: de ISA’s, de IRISsen, de OMO’s, de Ceders, de Carmels. Binnen dat soort organisaties is sprake van een voortdurende sterke groei van de overhead (ik nodig u uit om kennis te nemen van de wijze waarop daar FUWASYS is ingevoerd). Binnen dat soort organisaties maakt de gezonde wedijver tussen onderwijsinstellingen op basis van keuzevrijheid van ouders en leerlingen plaats voor lokale en regionale monopolies: uit overwegingen van efficiency worden scholen samengevoegd, wordt de onderlinge concurrentie gereguleerd. Dat creëert een klimaat waarin kwaliteit niet langer wordt beloond en op den duur dus ook niet meer zal worden nagestreefd. Dat soort organisaties laat ook nauwelijks nog ruimte voor betrokkenheid van de samenleving bij het onderwijs: het zijn naar binnen gekeerde door technocraten gerunde bureaucratieën geworden die zichzelf besturen. De samenleving is eruit verbannen. Participatie van ouders speelt zich af op een niveau waarop het nauwelijks effect kan hebben op de koers van de organisatie.
Het bijzonder onderwijs kan zijn maatschappelijke rol alleen dan vervullen en dus alleen dan overleven wanneer het de samenleving toelaat. Onderwijsinstellingen bedienen een lokale samenleving. Ze moeten dus ook wortelen in die lokale samenlevingen. En dat kan alleen als ze functioneren op de schaal van die samenleving.
Geef mij dus maar een school als ons SMC: havo-vwo op één locatie onder een bestuur dat maar één school onder zijn hoede heeft, een school die zich kenmerkt door korte lijnen en geringe afstanden. Het is het geheim van ons succes dat we ook de komende jaren zullen blijven koesteren.
Ik wens u allen een buitengewoon goede en ontspannen vakantie toe.

Toespraak, gehouden op 15 juli 2005, voor de Algemene Personeelsvergadering op het St. Michaël College in Zaandam, bij gelegenheid van het einde van het schooljaar 2004-2005.

Artikel delen? Graag!

De schaal van ons onderwijsDe schaal van ons onderwijs
School in de polderSchool in de polder