Wal en schip

Momenteel spijbel ik, en dat is niet voor het eerst dit jaar. Eigenlijk hoor ik op nu achter mijn bureau in Wormer te zitten. In het dagelijks leven werk ik daar als hoofdredacteur bij een middelgrote uitgeverij. Ik ben er nu ruim 15 jaar werkzaam, zo’n 10 jaar in mijn huidige functie. Voor die tijd werkte ik bij het Spectrum, op de Winkler Prins Redactie, bij Oosthoek en bij Kluwer. Al met al heb ik er inmiddels bijna 25 jaar in de uitgeverij opzitten.

Veranderingen

In die 25 jaar heb ik in de uitgeverij veel zien veranderen. Het klimaat is er veel zakelijker geworden. De uitgeverij heeft het elitaire karakter van een culturele onderneming verloren. Het tempo is omhoog gegaan, en niet zo’n beetje ook. En de aard van het werk is sterk veranderd.
Vijftien jaar geleden verliep communicatie, met auteurs, zetters, lithografen en drukkers in overwegende mate per post of bode. Kopij kreeg je van je auteurs getypt, soms handgeschreven. Die kopij werd, op papier, ‘voorbereid’ zoals dat heette: je ging er met je pen doorheen, bracht correcties en verbeteringen aan, markeerde titels en ondertitels, kopjes en subkopjes, zetje een golflijntje onder wat vet moest worden, een enkel streepje onder wat cursief moest worden, een dubbel streepje onder wat kleinkapitaal moest worden. Een zetterij leverde vervolgens een strokenproef, die ik één op één vergeleek met de voorbereide kopij. Aan de hand van een gecorrigeerde strokenproef maakte vervolgens een vormgever een plakproef, een proef waarin tekst en beeld handmatig tot ontwerppagina’s werden gecombineerd. Op basis van die plakproef maakte de zetterij een opgemaakte proef en uiteindelijk tekstfilms. Het was een proces dat moeiteloos zes maanden, soms meer dan een jaar duurde.
Handgeschreven kopij krijg ik tegenwoordig niet meer. Vrijwel alle kopij komt per e-mail. Voor beeldmateriaal, tekeningen en foto’s, geldt in toenemende mate hetzelfde. Kopijvoorbereiding vindt voor een groot deel via redactionele macro’s plaats. Zetterijen zijn er niet meer. Vormgevers zijn studio’s geworden, uitgerust met geavanceerde dtp-apparatuur, scanners en kleurenprinters. Van mijn eigen bureau is de typmachine verdwenen en vervangen door een pc. Ik heb in wordstar gewerkt, in wp, en inmiddels is word de standaard. Een boek waar we 15 jaar geleden een jaar over deden, maken we tegenwoordig in vier maanden. En we maken inmiddels meer dan boeken. Ik laat internetsites bouwen en regel het beheer ervan.
Waarom vertel ik u dit?
Het is een voorbeeld van een werksituatie waarin voortdurend sprake is van verandering. Wanneer ik docenten hoor klagen over de vele veranderingen die op ze afkomen ben ik dan ook altijd geneigd het problematische daarvan te relativeren. Veranderingen doen zich overal voor. Veranderingen hebben zich ook altijd overal voorgedaan. Het is een illusie te denken dat die voortdurende neiging tot verandering iets van deze tijd is. En de historicus in mij aarzelt zelfs of het tempo van verandering nu werkelijk hoger ligt dan pakweg honderd of honderdvijftig jaar geleden. Zeker voor het onderwijs is dat twijfelachtig.

Closed shop

Tegelijkertijd heb ik wel enig begrip voor die klagende docenten. Het veranderingsproces in het onderwijs is in een aantal opzichten van een andere orde dan dat in een uitgeverij, of in een hoogovenbedrijf, bij een bank, bij een koekjesfabrikant enz. Het veranderingsproces zoals ik dat in de uitgeverij meemaak is een geleidelijk proces. Beslissingen om te veranderen neem je zelf. Het zijn daarmee geen in alle opzichten vrijwillige beslissingen, je komt tot de conclusie dat je voor verandering moet kiezen, maar het is wel een proces dat je tot op zekere hoogte zelf stuurt, decentraal, op ondernemingsniveau, deels zelfs op het niveau van de werkplek.
In het onderwijs gaat dat anders. Veranderingen worden er centraal aangestuurd. Dat is deels onvermijdelijk. In de inrichting van ons onderwijs is een zekere mate van uniformiteit noodzakelijk. Stelselwijzigingen horen dan ook centraal gestuurd, als grote operaties plaats te vinden op basis van politieke besluitvorming. Het is alleen de vraag of in de discussies die de afgelopen jaren over ons onderwijsstelsel hebben plaatsgevonden onderwijskundige argumenten altijd de rol hebben gespeeld die ze horen te spelen. Politieke stokpaardjes en het terugdringen van het overheidstekort leken eerder de leidende beginselen van het beleid te zijn.
Ik stel daarnaast vast dat de Zoetermeerse bureaucratie en vakbonden, die gebrek aan visie op onderwijs compenseren met een overmaat aan aandacht voor de belangen van zittende onderwijsgevenden, in de loop van de jaren zeventig en tachtig van het onderwijs een tot in de kleinste details gereguleerde ‘closed shop’ hebben gemaakt, waarin rechtsposities belangrijker waren dan kwaliteit. Over bevoegdheden voor onderwijsgevenden wordt gepraat alsof een onbevoegde docent voor de klas net zo gevaarlijk is als een niet opgeleide chirurg in de operatiekamer. Last in first out, taakbelastingsberekeningen in decimalen achter de komma, eindeloze discussies over competentiebeloningen, ik heb het, zelf werkzaam in een sector waar leidinggevenden geacht worden een oordeel te hebben over de kwaliteit van degenen aan wie ze leiding geven, waar het ritme niet wordt bepaald door de werktijd maar door het werk en waar de cao niet meer is dan een basis waarop individuele beloningsafspraken worden gemaakt, jarenlang met verbijstering aangezien. Als bestuurslid namens deze school in de Stichting Werkkring praat ik nu twee jaar mee over personeelsproblematiek en personeelsbeleid in het onderwijs. Af en toe moet ik dan terugdenken aan de tijd, eind jaren zeventig, toen ik zelf mijn onderwijsaantekening wilde halen. Dat bleek onmogelijk. Ik werkte op dat moment tweeëneenhalve dag per week bij Oosthoek. Het halen van een onderwijsaantekening was met een dergelijke baan niet te combineren; ik zou ontslag hebben moeten nemen. En ik heb inmiddels begrepen dat dat nog steeds zo is. In dit mooie land kun je jurist of econoom of historicus worden in de avonduren en de weekenden, wie op latere leeftijd leraar wil worden moet eerst een paar jaar van de wind leven; onze lerarenopleidingen denken na, zo werd mij het afgelopen jaar verteld, over oplossingen. Dat is vooruitgang.
Want inderdaad: langzaam keert de wal het schip. Van de chaos die de laatste stelselwijzigingen hebben aangericht lijkt de politiek geleerd te hebben. En onder druk van de immense personele problemen waarmee het onderwijs (maar niet alleen het onderwijs) wordt geconfronteerd, wordt nu ook het personele keurslijf waarin het onderwijs geperst is voorzichtig verruimd. De decentralisatie van het overheidstekort zoals die het afgelopen decennium heeft plaatsgevonden en waarbij de verantwoordelijkheid voor de kosten van huisvesting en personeel zijn neergelegd bij de individuele scholen vormt nu een basis waarop scholen de ruimte kunnen grijpen om de ruimere middelen die ze geleidelijk aan toegewezen krijgen aan te wenden voor een eigen onderwijsbeleid, een eigen personeelsbeleid.

Aan de Zaan

Wat betekent dat voor ons eigen SMC?
Het SMC heeft 10 jaar geleden gekozen voor een eigen koers. We hebben ons buiten het door overheid en vakbonden gestimuleerde fusiegeweld gehouden. Het is een keuze geweest die ons geen windeieren heeft gelegd. Waar scholen in onze omgeving tijd, energie en geld zagen verdwijnen in de opbouw van een organisatiestructuur waarvan de toegevoegde waarde voor het onderwijs twijfelachtig was, heeft het SMC zich kunnen concentreren op de vernieuwing van het onderwijs. Onder leiding van een geïnspireerde schoolleiding bent u er in geslaagd een onderwijsconcept te realiseren dat beter aansluit op pedagogiek van de basisschool en dat bovendien een goede basis legt voor de didactiek van de tweede fase.
U bent succesvol geweest. Niet voor niets is het SMC op afstand de grootste school voor havo en vwo in de Zaanstreek. Niet voor niets behaalde u, ook dit jaar, met onze eindexamenkandidaten resultaten die er mogen wezen. Niet voor niets bent u er dit jaar in geslaagd de trein zelfs in de tweede fase op de rails te houden. Het is een succes waarvoor u complimenten verdient.
Maar het succes is niet zonder risico’s. Het SMC groeit, het groeit hard. We zullen volgend jaar meer dan 900 leerlingen tellen. Volgend jaar hebt u 18 nieuwe collega’s. Het gebouw barst uit zijn voegen. Dat alles stelt hoge eisen aan de organisatie. Schoolleiding en bestuur beraden zich op de huisvestingssituatie.
Het komend schooljaar treedt een nieuwe schoolleiding aan, in een nieuwe samenstelling, maar ook, en dat is misschien belangrijker, met een anders samengesteld takenpakket. Personeelsbeleid zal in een krapper wordende arbeidsmarkt steeds meer en steeds nadrukkelijker aandacht vragen. Daarbij gaat het niet alleen om het vinden van nieuwe docenten, maar ook, en misschien moet ik zeggen vooral, om het ontwikkelen van arbeidsvoorwaardelijk maatwerk voor nieuw én zittend personeel. In toenemende mate zullen we de grenzen die de regelgeving ons stelt gaan verkennen. Deze week zijn met Commit Arbo afspraken gemaakt over een welzijnsonderzoek, dat aan het begin van het komend schooljaar uitgevoerd zal worden; u wordt er uiteraard nader en uitgebreid over geïnformeerd. Schoolleiding en bestuur verwachten dat op basis van dit breed opgezette onderzoek, eerst aan de hand van individuele vragenformulieren, vervolgens op basis van groepsinterviews, zaken als werkdruk, vergrijzing en verzuim gerichter aangepakt kunnen worden. Want ik zeg het zonder aarzeling: om het onderwijs een aantrekkelijk werkterrein voor toekomstige docenten te laten zijn is modernisering van het personeelsbeleid belangrijker dan integrale salarisverhogingen.
Twee conrectoren, voor de onder- en voor de bovenbouw, zullen zich nog uitsluitend met onderwijskundige zaken bezig houden. Dat is nodig, want daar, in het onderwijs, moeten we het winnen. In een onderwijsveld waarin scholen steeds meer ruimte krijgen om een eigen karakter, een eigen wijze van werken te ontwikkelen zal de concurrentie die wij ondervinden groter worden. Ons succes is nooit vanzelfsprekend. We moeten het ieder jaar opnieuw bevechten en bewijzen. We moeten ons realiseren dat ouders en leerlingen steeds kritischer consumenten zijn, die zullen vragen naar wat ons onderscheid en die ons beoordelen op wat wij leveren. Ouders gaan het komend jaar een hogere, veel hogere ouderbijdrage betalen. We worden geen dure school, maar wel een veel duurdere school. Dat schept verplichtingen. Afspraken met ouders en leerlingen moeten duidelijk en eenduidig zijn. Afspraken die gemaakt worden, gelden voor ouders, leerlingen én docenten. Rapportages moeten helder en inzichtelijk zijn. Het zijn kwesties die aandacht verdienen én, ik zeg het toch maar, behoeven.
We hebben een jaar achter de rug, waarin veel is gebeurd en waarin veel is gedaan. We mogen het zonder terughoudendheid een succesvol jaar noemen. Ik dank u voor de grote inzet die u ook dit jaar getoond hebt.

Toespraak, gehouden op 12 juli 2000, voor de Algemene Personeelsvergadering op het St. Michaël College in Zaandam, bij gelegenheid van het einde van het schooljaar 1999-2000.

Artikel delen? Graag!

Inflexibel centralismeInflexibel centralisme