Oogsttijd
Het komend jaar staat in het teken van de uitwerking van de afspraken in het coalitieakkoord en de voorbereidingen voor de nieuwe cultuurplanperiode. Landelijk wordt de kaart voor het cultureel bestel opnieuw gelegd. In de aanloop daar naartoe heeft de wijze waarop de afgelopen jaren het cultuurbeleid in Brabant invulling heeft gekregen een belangrijke, zo niet sturende rol gespeeld. Dat beleid heeft geleid tot een cultuuraanbod dat in, maar ook buiten Brabant meer werd gezien en gewaardeerd. Het heeft Brabant zichtbaarder gemaakt op de culturele kaart van Nederland. Alles wijst erop dat het zich zal gaan vertalen in een veel grotere bijdrage van het Rijk aan de Brabantse culturele infrastructuur. Met dank aan de regisserende rol die de provincie de afgelopen jaren heeft gespeeld. Met dank ook aan de samenwerking tussen de provincie en de vijf grote steden in de aanloop naar nieuw landelijk cultuurbeleid.
Als provinciale kennis- en uitvoeringsorganisatie is Kunstloc Brabant ervan overtuigd dat Brabant-breed gedragen beleid het bereik van Brabantse cultuur en van cultuur in Brabant kan vergroten en verbreden, Brabant aantrekkelijker kan maken als regio om te blijven en te komen en zo de positie van Brabant verder kan versterken, binnen het landelijk bestel, maar ook, en misschien belangrijker, sociaal en economisch. Niet voor niets beklemtoont ‘Kiezen voor kwaliteit’, het bestuursakkoord zoals het dit voorjaar werd gesloten, het belang van cultuur voor persoonlijke ontplooiing en creativiteit, maar vraagt het daarnaast aandacht voor de betekenis van cultuur voor onze vrijetijdseconomie, het onderwijs en het vestigingsklimaat.[1] Niet voor niets wordt in het Brabantse regioprofiel BrabantStad maakt het, de voorzet die de vijf grote Brabantse steden en de provincie in september 2018 gaven voor het landelijk cultuurbeleid zoals het vanaf 2021 vorm moet krijgen, het drievoudig belang van de betekenis van cultuur een belangrijk principe van het Brabantse profiel genoemd: ‘Het culturele, sociale en economische hangen samen; we integreren ze, maar doen iedere betekenis ook eigenstandig recht.’[2] Cultuur en maatschappij staan in een wederkerige relatie tot elkaar. Cultuur die zich rekenschap geeft van haar plek in de samenleving kan bijdragen aan het geven van antwoorden op maatschappelijke vragen en nodigt zo uit tot participatie die cultuur relevant maakt – persoonlijk, sociaal, economisch.
Relevant is daarbij wel dat provincie en gemeenten de ambities waarmaken zoals ze zijn uitgesproken in het regioprofiel. Het Rijk biedt Brabant ruimte. Maar het Rijk verwacht wél dat Brabant mee-investeert. In implementatie, ook in Brabant, van de Fair Practice Code, de Governance Code Cultuur en de Code Diversiteit & Inclusie. In uitbreiding van het programma voor cultuureducatie. In een nieuw programma voor cultuurparticipatie dat aandacht vraagt voor de betekenis van cultuur in het maatschappelijk domein. En het is goed om ons daarbij te realiseren dat de successen van het Brabantse cultuurbeleid zijn behaald met inzet van relatief bescheiden middelen. Met name op gemeentelijk niveau schiet het cultuurbeleid in Brabant tekort. Van de tien grootste Nederlandse gemeenten liggen er drie in Brabant. Maar geen van drieën behoren ze tot de top-tien van gemeenten die investeren in cultuur. In het CBS-overzicht van uitgaven per hoofd van de bevolking bevinden veel, vooral kleinere Brabantse gemeenten zich in het zicht van de bezemwagen.[3] Ze maken Brabant daarmee kwetsbaar voor het verwijt wel de splinter in het oog van het Rijk te zien, maar niet de balk in het eigen oog. Rijksmiddelen zijn er niet om het tekortschieten van lokale overheden te compenseren. Dat lokale tekortschieten is een belangrijke oorzaak van de fragiliteit, nog altijd, van het Brabantse cultuursysteem. Het maakt voortzetting van het regisserende provinciale beleid noodzakelijk. Want het is tijd om te oogsten.
Een regisserende provincie
Toen in 2012 de landelijke overheid besloot tot forse bezuinigingen in het culturele domein vroegen Provinciale Staten van Noord-Brabant de Adviescommissie Kunsten te reflecteren op de ontwikkelingen en knelpunten in het Brabantse culturele veld. In een ten behoeve van die reflectie geschreven verkenning constateerde het toen net opgerichte brabants kenniscentrum kunst en cultuur (bkkc) ‘dat Brabant een levendig en gevarieerd cultureel leven kent.’ Maar: ‘Tegelijkertijd is veel van dat cultureel leven kleinschalig en is de uitstraling ervan buiten de provinciegrenzen bescheiden. De Brabantse cultuur is een verborgen, misschien moeten we zeggen: een verborgen gehouden, schat.’[4] De Adviescommissie Kunsten sloot zich er van harte bij aan. Zij constateerde: ‘dat het culturele veld in Noord-Brabant weinig relaties onderhoudt met de Randstad. De Randstad heeft nauwelijks oog en oor voor de kwaliteit die in Brabant wordt ontwikkeld; er vloeien verhoudingsgewijs weinig rijksgelden naar deze regio. De regio richt haar vizier op haar beurt maar moeizaam richting de Randstad.’ Met als gevolg: ‘landelijke erkenning blijft vaak uit. Instellingen en makers geven in hun aanvragen weinig blijk van inspanningen om deze erkenning te willen afdwingen. Dit heeft ook tot gevolg dat een aantal instellingen en individuele kunstenaars zich onttrekt aan een landelijke toets, én […] publiek zoekt in een te kleine kring.’ Om te concluderen: ‘Er zijn meer inspanningen nodig om de positionering buiten de regio te vergroten.’[5]
Er is sindsdien heel veel veranderd. De Adviescommissie legde aan de Staten een drietal scenario’s voor: krimp (waarbij geen aanvullende middelen beschikbaar zouden worden gesteld, met als gevolg ‘veel kwaliteitsverlies, imagoschade en kapitaalvernietiging’), transitie (waarbij de provincie ruimte zou creëren voor ‘een veranderende culturele infrastructuur waarin samenwerking en cultureel ondernemerschap kernwoorden zijn en de schakels uit de functieketensterker met elkaar en met andere domeinen verbonden worden’) en vernieuwing (waarin de rol van ‘de provinciale steunfuncties’ zou worden versterkt en de provincie initiatieven ontplooide ‘om stakeholders uit verschillende sectoren om de tafel te krijgen en te onderzoeken via welk model structurele samenwerking tussen bedrijfsleven, cultuursector en overheden een duurzaam karakter kan krijgen’).[6] Provinciale Staten omarmden het advies van de Adviescommissie: op voorstel van Gedeputeerde Staten werd gekozen ‘voor scenario 2 [transitie] met de ambitie om scenario 3 [vernieuwing] te ontwikkelen in de aanloop naar de nieuwe bestuursperiode.’[7]
Aan het begin van die nieuwe bestuursperiode kwam de Cultuuragenda van Brabant voor 2020 tot stand, waarin, tegen de landelijke trend in, cultuur werd gedefinieerd als een van de provinciale kerntaken, naast ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bereikbaarheid van de regio en regionaal economisch beleid. Het is sindsdien de rode draad van het beleid. De provincie realiseert zich dat de culturele kwaliteit van de leefomgeving een doorslaggevende factor is om burgers en bedrijven te boeien en talenten te binden.[8] Het cultuurbeleid zoals het vanuit deze motivering wordt gevoerd is er nadrukkelijk op gericht het Brabantse cultuursysteem te versterken en te innoveren en het door gerichte investeringen te stimuleren tot een vernieuwde en vernieuwende positionering in het maatschappelijk krachtenveld. Cultuureducatie, talentontwikkeling, cultureel ondernemerschap en samenwerking binnen en buiten het culturele domein zijn daarbij de expliciete speerpunten. In een analyse van het cultuurbeleid zoals het door de verschillende provincies werd gevoerd, constateerde Kunsten ’92 in 2015 dan ook dat Brabant zich onderscheidde als een ‘inhoudelijk regisserende provincie’.[9]
De provincie kon dat beleid voeren omdat ze in Cubiss, in Erfgoed Brabant, in Kunstbalie en in bkkc beschikte over een in vergelijking met andere provincies kwalitatief hoogwaardig uitvoeringsapparaat dat in belangrijk mate bijdraagt aan de effectiviteit van het provinciaal beleid.[10] Hun kennispositie, hun intermediaire rol en hun betrekkelijke autonomie zorgden voor beleidsmatige innovatie en borgden daarbij slagkracht en een grote mate van continuïteit, met als resultaat dat de provincie er daadwerkelijk in slaagde de culturele sector in Brabant te faciliteren om kwaliteit, diversiteit en reikwijdte van haar aanbod te vergroten.
Continuïteit als basis voor succes
Van grote betekenis waren met name het in 2013 gelanceerde en door bkkc uitgevoerde Impulsgeldenprogramma en, daarop aansluitend, de instelling in 2015, na de mislukte kandidatuur van Eindhoven als culturele hoofdstad van Europa 2018, van het cultuurfonds Brabant C. Impulsgelden en Brabant C sturen niet primair op artistieke prestatie maar op ontwikkeling en versterking van de structuur waarbinnen de artistieke prestatie tot stand komt. Het provinciaal beleid liep daarmee in feite vooruit op de aanbevelingen die de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in het voorjaar van 2015 deed in haar verkenning Cultuur herwaarderen,[11] waarin werd gepleit voor een cultuurbeleid dat de culturele sector faciliteert om de kwaliteit, de diversiteit en de reikwijdte van het culturele aanbod in Nederland voor de langere termijn te waarborgen.
Met het Impulsgeldenprogramma vernieuwde de provincie het instrumentarium waarmee zij de culturele sector bedient: naast subsidies zijn kennisvouchers, leningen, garantstellingen en crowdfunding een wezenlijke rol gaan spelen. Nadrukkelijker worden in ruil voor subsidies tegenprestaties gevraagd. Uitbetaling in termijnen, waarbij uitbetaling van een volgende termijn afhankelijk is gemaakt van gerealiseerde voortgang, en monitoring van gesubsidieerde projecten zijn gewoon geworden. Niet langer worden aanvragen in besloten overleg disciplinegewijs beoordeeld door broeders en zusters in de kunst; aanvragers wordt gevraagd in het openbaar te pitchen voor een breed samengestelde adviescommissie. Impulsgelden en Brabant C hebben binnen de culturele sector de samenhang en samenwerking gestimuleerd. Er zijn perspectiefrijke experimenten gestart om aanbod en afname beter op elkaar aan te laten sluiten. De culturele sector wordt nadrukkelijk uitgedaagd de verbindingen met de samenleving, die er uiteraard altijd al waren, veel zichtbaarder te maken en te benutten. Na het als uitkomst van het landelijk beleid verdwijnen van de productiehuizen werd onder de paraplu van het Impulsgeldenprogramma geëxperimenteerd met nieuwe vormen van talentontwikkeling, waarbij de individuele behoeften van de talenten centraal staan en presenterende organisaties medeverantwoordelijk zijn voor hun ontwikkeling. Het resulteerde vanaf 2016 in de vorming van talenthubs die de duurzaamheid van de gevormde samenwerkingsverbanden verder borgen. Met de talenthubs, de creatieve netwerken en de collectieve overleggen die via het Impulsgeldenprogramma tot stand kwamen sorteerde de culturele sector als het ware voor op de bestuurlijke samenwerking die vervolgens binnen BrabantStad vorm kreeg en uitmondde in het Brabantse regioprofiel.
Tegelijkertijd werd met ondersteuning van Kunstbalie de infrastructuur voor cultuurparticipatie en cultuureducatie versterkt. Brabant stond landelijk al bekend om zijn sterke amateurkunstsector. Provinciaal opererende partijen kunnen sinds 2016 een beroep doen op een meerjarige regeling – uniek in Nederland. Onder de paraplu van het landelijke programma Cultuureducatie Met Kwaliteit ontwikkelde Kunstbalie in co-creatie met het veld vernieuwend cultuureducatief instrumentarium. De Cultuur Loper sluit aan bij de actualiteit van het ‘ontwikkelingsgericht onderwijs’ zoals het al in 2011 werd bepleit door de Onderwijsraad[12] en inmiddels ten grondslag ligt aan de zoektocht die curriculumvernieuwing is.[13] Ze neemt scholen en docenten mee in een proces waarbij de context waarin leerlingen zich verbinden met kunst en erfgoed en tot betekenisgeving komen, tot stand komt vanuit de eigen ambities van de school en legt zo een solide basis voor cultuuronderwijs als integraal onderdeel van het nieuwe curriculum.
Het Brabantse voorbeeld
Elders werd en wordt met aandacht en belangstelling gekeken naar de Brabantse manier van werken. Mede dankzij het door de uitvoeringsorganisaties gezamenlijk gedragen communicatieplatform MEST is Brabant landelijk zichtbaar als laboratorium en hotspot van vernieuwing. Brabant is succesvol, al lijkt men zich daar in Brabant zelf, binnen de sector en politiek-bestuurlijk, niet altijd ten volle van bewust.
De Cultuur Loper wordt inmiddels ook in Limburg, Zeeland, Noord- en Zuid-Holland uitgerold. Het voortgezet onderwijs en het vervolgonderwijs (pabo’s en kunstvakopleidingen) haken aan en adopteren een onder de paraplu van De Cultuur Loper ontwikkeld instrument als het Cultureel Zelfportret, bedoeld om de culturele ontwikkeling van kinderen te kunnen volgen. Projecten als We Care!, Energy Meets the Arts en FoodLab Peel, waarin kunst wordt verbonden met grote maatschappelijke opgaven op het gebied van zorg, energie en landbouw, trekken landelijke aandacht. Het onder de paraplu van het impulsgeldenprogramma ontwikkelde financieringsinstrumentarium en de gehanteerde toekenningssystematiek worden landelijk in toenemende mate nagevolgd. En wie het advies leest dat de Raad voor Cultuur uitbracht over het cultuurbestel voor de cultuurplanperiode 2012-2024[14] en de reactie daarop van de minister[15] herkent in onder meer de talenthubs, het nieuwe programma voor cultuurparticipatie en het revolverende productiefonds elementen die landelijk worden overgenomen en realiseert zich dat zonder het Brabantse voorbeeld het beleid zich niet in deze richting zou hebben ontwikkeld. De minister presenteerde de uitgangspunten voor het nieuwe beleid niet toevallig in de Tilburgse LocHal, sinds dit jaar de thuisbasis van Kunstloc Brabant, de provinciale uitvoeringsorganisatie waar Kunstbalie en bkkc in zijn opgegaan.
Waarde van Cultuur, een uniek onderzoeksrapport dat in 2018 in opdracht van BrabantStad werd gepubliceerd door Kunstloc Brabant, Het Pon, de Boekmanstichting en Pyrrhula Research Consultants laat ook zien dat er in Brabant draagvlak is voor een krachtig cultuurbeleid. Brabanders vinden dat cultuur en erfgoed veel bijdragen aan de ontmoeting en verbinding tussen mensen, aan het saamhorigheidsgevoel van een buurt en aan actieve en betrokken burgers. Brabanders zijn ook cultureel actief: 93% heeft het afgelopen jaar een culturele activiteit bezocht, 62% heeft zelf een kunstzinnige of culturele activiteit beoefend, 34% is op enigerlei wijze cultureel vrijwilliger. Opvallend is dat volgens Brabanders kunst meer dan erfgoed bijdraagt aan ontmoeting en verbinding en dat het vooral jonge Brabanders zijn die groot belang aan kunst en cultuur hechten. Ook opvallend: het aanbod dat er is wordt gewaardeerd, de waardering groeide zelfs, van een 7,1 in 2015 naar een 7,4 in 2017, maar het wordt juist door jongeren te weinig en te weinig gevarieerd gevonden. Er is behoefte aan meer cultuur.[16]
Een samenwerkende regio
Al in 2016, toen de kaarten voor de nu aflopende cultuurplanperiode werden geschud, bleek de effectiviteit van het provinciaal beleid: de hoeveelheid rijksgeld die naar Brabant kwam verdubbelde en zonder uitzondering kwam het ‘nieuwe’ geld terecht bij organisaties en kunstenaars die in de voorafgaande jaren hadden kunnen profiteren van door de provincie via bkkc en Brabant C beschikbaar gestelde middelen.
In de achterliggende jaren is op de ingeslagen weg verder gegaan. In Beweging in Brabant kondigde de in 2015 aangetreden coalitie aan zich ‘in nauwe samenspraak met de Brabantse cultuursector en Brabantse steden’ sterk te willen maken ‘voor een stevige (lobby)agenda richting het Rijk om meer financiële middelen uit de landelijke basisinfrastructuur en cultuurfondsen los te krijgen.’[17] Die lobby kreeg vorm in BrabantStad maakt het, de voorzet die de vijf grote Brabantse steden en de Provincie in september 2018 gaven voor het landelijk cultuurbeleid zoals het vanaf 2021 vorm moet krijgen.[18] BrabantStad sorteerde daarmee voor op een beleid dat ruimte biedt aan experiment en nieuwe talenten, dat aansluit op de Brabantse makerstraditie waarbij innovatie, samenwerking en cross-overs tussen verschillende disciplines eerder regel dan uitzondering zijn en dat vorm krijgt door een actieve rol van samenwerkende provincie en steden. Het is de kern van het Brabantse regioprofiel. Het wordt uitgewerkt in een vijftal samenhangende programmalijnen, die expliciet aansluiten op de visie, de missie en de opdracht van Kunstloc Brabant: talentontwikkeling, cultuureducatie, publiekswerking, innovatie in (inter)nationaal perspectief en monitoring. Niet voor niets is de operationalisering van die programmalijnen belegd bij Kunstloc Brabant.
Kunstloc Brabant staat voor Brabantse samenwerking en voor de regisserende rol van de provincie, gericht op duurzame versterking van het culturele systeem in de volle breedte: cultuureducatie, amateurkunst, professionele kunst.
In de aanloop naar de nieuwe cultuurplanperiode en bij de voorbereiding van de nieuwe provinciale cultuurnota zullen wij dan ook pleiten voor voortzetting van het beleid zoals het acht jaar geleden is ingezet, met als trefwoorden: regisserende rol, duurzame versterking van de sector, ondersteuning van initiatieven uit de samenleving, samenwerking met de gemeenten en samenhang met het landelijk beleid. Specifieke aandacht vragen we de komende jaren voor:
* De ontwikkeling van een programma om gemeenten te stimuleren tot een actief cultuurbeleid. Schakel daarbij het bedrijfsleven in. Verbind het netwerk dat is opgebouwd rond de Wet tot behoud van Creativiteit aan Brabant DC, maak de wet tot de missie van DC en operationaliseer DC door een ‘first amendment’ toe te voegen aan de wet waarin wordt vastgelegd dat de wet-houders het maatschappelijk belang van creatieve participatie, educatie en het individuele recht op creatieve participatie en educatie nastreven op het niveau van de eigen organisatie. Zoek daarbij de verbinding met de landelijke regeling cultuurparticipatie en met de reeds beschikbare kennis en kunde op het gebied van kunst en samenleving bij Kunstloc Brabant.
* Het belang van cultuureducatie, vanwege de betekenis die cultuureducatie heeft als aanjager van creativiteit en als instrument om inclusiviteit te bevorderen. Heb daarbij oog voor een integrale benadering van het cultuuronderwijs, waarin ruimte is voor alle kunstdisciplines en waarbij het eigenaarschap en de visie van de school centraal staan. Stimuleer gemeenten om hun matchingsbijdrage binnen de CMK-regeling te optimaliseren.
* Herijking het subsidie-instrumentarium: evalueer de doelstellingen van het buurtcultuurfonds en het impulsgeldenprogramma, baken de structuur versterkende doelstellingen van het impulsgeldenprogramma en de internationale ambities van Brabant C ten opzichte van elkaar beter af. Kijk kritisch naar hoe deze middelen toegankelijk zijn voor initiatieven op het gebied van amateurkunst, erfgoed en cultuureducatie.
* Investering in een sterke amateurkunstbasis: blijf inzetten op de meerjarenregeling amateurkunst.
* Onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid van het creëren van productienetwerken naar analogie van de talenthubs; stimuleer B5 en M7 om een actief vestigingsbeleid voor de creatieve sector te voeren.
* Stimulering van het ondernemerschap en de verzakelijking van de culturele sector. Ontwikkel daartoe een talentontwikkelingsprogramma voor zakelijk leiders onder de paraplu van het Talenthub Brabant programma. Ondersteun netwerkvorming en kennisdeling onder het groeiend aantal zzp’ers.
* Investering in kennisontwikkeling ten aanzien van publieksbereik, om zicht te krijgen op wie wel/geen publiek is. Dit draagt bij aan de verzakelijking en biedt overheden een sturingsinstrument.
Kunstloc Brabant sorteert daarmee voor op een door de provincie en de steden gedragen Brabant-breed cultuurbeleid, dat iedere burger ruimte biedt voor persoonlijke ontwikkeling en uitnodigt tot participatie, en dat cultuur verbindt aan actuele maatschappelijke thema’s in andere domeinen.
In dit werkplan slaan we bruggen: tussen de huidige cultuurplanperiode en de volgende, tussen het beleid van de provincie en dat van de steden, tussen de focusgebieden zoals ze bij de totstandkoming van Kunstloc Brabant zijn gedefinieerd en de programmalijnen zoals ze zijn vastgelegd in het Brabantse regioprofiel, tussen kunst en samenleving, tussen professionele en amateurkunst, tussen de gevestigde en de experimentele kunst en cultuur, tussen cultuureducatie en talentontwikkeling. Want Kunstloc Brabant wil in de komende cultuurplanperiode die brug zijn, de plek waar het Brabantse regioprofiel vorm krijgt voor de héle provincie. Met het doel een kunst- en cultuuraanbod te realiseren dat beantwoordt aan de behoeften van alle Brabanders en om zo gezamenlijk, zelfbewust en grensoverschrijdend verder te werken aan versterking van het Brabantse cultuursysteem.
Inleiding van het Werkplan 2020 van Kunstloc Brabant.
[1] ‘Kiezen voor kwaliteit’ voor de Brabanders van nu en van de toekomst. Bestuursakkoord 2019-2023 (Den Bosch 2019), blz. 7.
[2] BrabantStad maakt het, ‘Ons profiel’.
[3] Henk Vinken, Cultuur in Brabant. Een benchmark (Tilburg 2015); https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2018/46/detaillering-cultuurlasten-gemeenten-en-provincies.
[4] bkkc, Cultuur in Brabant. Een infrastructurele verkenning (Tilburg 2012), blz. 1.
[5] Adviescommissie Kunsten Noord-Brabant, Het culturele DNA van een eigengereide, innovatieve provincie. Van functie tot festival, van knelpunt tot kans (’s-Hertogenbosch 2012), blz. 10-11.
[6] Het culturele DNA, blz. 25-30.
[7] Notitie ten behoeve van Commissie voor Cultuur en Samenleving, 1 juli 2012 (documentnummer 3025971), blz. 10
[8] Cultuuragenda van Brabant voor 2020 (Den Bosch 2013).
[9] Robbert van Heuven, De Provinciale Staat van het Cultuurbeleid (Kunsten ’92, Amsterdam 2015).
[10] Besluit Provinciale Staten van Noord-Brabant d.d. 3 oktober 2014 inzake uitkomsten en consequenties nut en noodzaak steunfuncties (Besluit PS 56/14B; documentnummer GS 3609321/PS 3617840); Magdaleen Sturm, Rebecca Gerritse en Marcel Jacobs, Onderzoek naar nut en noodzaak van acht steunfuncties in de provincie Noord-Brabant (Lysias, Amersfoort 2013); Ondersteuningsbehoeften in kaart gebracht. Behoefteonderzoek op de terreinen kunst, erfgoed, leefbaarheid en gezondheid (Panteia, Zoetermeer 2014).
[11] Erik Schrijvers, Anne-Greet Keizer & Godfried Engbersen (red.), Cultuur herwaarderen (Amsterdam 2015).
[12] Wil Derkse e.a., Essays over vorming in het onderwijs (Onderwijsraad, Den Haag 2011).
[13] Dolf van den Berg, Naar onderwijs in blauw. Aan de vanzelfsprekendheden voorbij (Oud-Turnhout/Den Bosch 2019).
[14] Raad voor Cultuur, Cultuur dichtbij, dicht bij cultuur. Advies cultuurbestel 2021-2024 (Den Haag 2019).
[15] Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Uitgangspunten cultuurbeleid 2021-2024 (Den Haag 2019).
[16] Waarde van Cultuur. De staat van de culturele sector in Noord-Brabant (Kunstloc Brabant, het PON, Telos, Boekmanstichting, Pyrrhula Research 2018), blz. 61-105.
[17] Beweging in Brabant. Bestuursakkoord 2015-2019 (Den Bosch 2015).
[18] Taskforce Cultuurvisie BrabantStad, BrabantStad maakt het. Een innovatieve culturele regio als geen ander, september 2018.