Cultuur op weg naar samenhang en samenwerking
Met Proeftuin, een gedicht van Ellen Warmond, getuigden we aan het begin van dit jaar tijdens onze nieuwjaarsborrel van voorzichtig optimisme.
Wat zei je ook weer?
hoe het nu verder moet?
tussen ons en de anderen liggen
nog maar enkele woorden braak
maar gisteren duurt nog wel
tot overmorgen
voorlopig ga ik lezen lezen lezen kijk
de lucht klaart al weer op en in de kleine
geheime proeftuin van mijn fantasie
is een heel pril voorjaar in aantocht.
We proefden een verandering van het klimaat waarin we met elkaar het gesprek over kunst en cultuur voeren. Die verandering, zo stellen we nu vast, zette dit jaar door.
We hebben een minister van OCW die al in 2013 in haar brief Cultuur beweegt duidelijk had gemaakt overtuigd te zijn van de maatschappelijke betekenis van kunst en cultuur. Die overtuiging concretiseerde zij in 2014 met de brieven over de relatie tussen cultuur en andere domeinen (Cultuur verbindt: een ruime blik op cultuurbeleid, 8 juli 2014), en talentontwikkeling (Ruimte voor talent in het cultuurbeleid, september 2014). In de aanloop naar de nieuwe kunstenplanperiode lijkt zij voorzichtig voor te sorteren op een beleidsmatige herwaardering van kunst en cultuur.
Op lokaal niveau is het depreciërende jargon dat drie jaar geleden ook landelijk nodig werd geacht om de bezuinigingen op cultuur te rechtvaardigen nog niet verstild, maar ook daar domineert het niet meer. De gemeenteraadsverkiezingen brachten in veel van de grote steden coalities in het zadel die een streep haalden door de voorziene bezuinigingen op cultuur, soms zelfs besloten tot verhoging van de cultuurbegroting. Van de Brabantse grote steden volgde vooralsnog alleen Tilburg het landelijke patroon.
Op provinciaal niveau wordt in Noord-Brabant de overtuiging dat een vitale en ondernemende kunst- en cultuursector voorwaarde is voor een bloeiende provincie vanouds breed gedragen. Die overtuiging ligt vast in de Agenda van Brabant uit 2010 en de Cultuuragenda van Brabant voor 2020 uit 2013. Cultuur wordt daar gedefinieerd als een van de provinciale kerntaken, naast ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bereikbaarheid van de regio en regionaal economisch beleid. Die definitie van cultuur als kerntaak komt voort uit de focus op het vestigings- en leefklimaat: de Provincie realiseert zich dat de culturele kwaliteit van de leefomgeving een doorslaggevende factor is om burgers en bedrijven te boeien en talenten te binden. Deze visie op de betekenis van kunst en cultuur vormt uitgangspunt voor een ambitieus cultuurbeleid. De kandidatuur voor de titel Culturele Hoofdstad van Europa 2018 paste binnen die ambities. 2013 eindigde wat dat betreft met een kater. Op 6 september maakte juryvoorzitter Manfred Gaulhofer bekend dat Leeuwarden en niet Eindhoven in 2018 voor Nederland culturele hoofdstad van Europa zou worden. Daarmee leek de bodem weg te vallen onder een programma dat bedoeld was om de zichtbaarheid van cultuur in Brabant te vergroten, het cultureel zelfbewustzijn te versterken en te werken aan een nadrukkelijk internationale culturele ambitie. Maar uiteindelijk domineerde ook bij bestuurders het besef dat het niet halen van ‘de titel’ niets afdeed aan de urgentie van de ambitie en dat in een samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven en culturele sector nieuw commitment moest worden gecreëerd voor de proeftuin die Brabant voor Europa wil zijn. Het resulteerde in de loop van 2014 in het besluit een Brabants cultuurfonds op te richten, Brabant C, dat, vanaf 2015, uit de Essentgelden middelen ter beschikking krijgt om het Brabantse cultuursysteem te versterken, in eerste instantie (tot 2017) € 25 miljoen, daarna, afhankelijk van de uitkomst van een tussentijdse evaluatie, nog eens € 15 miljoen. De oprichting van Brabant C volgde op de beslissing, eind 2013, om het impulsgeldenprogramma, in maart 2013 gestart als een reactie op de cumulatie van bezuinigingen op cultuur en bedoeld om de positionering van de culturele sector in het maatschappelijk krachtenveld te vernieuwen, te verlengen tot en met 2016. Het betekent dat Noord-Brabant in de periode 2013-2020 in totaal bijna € 50 miljoen extra in cultuur investeert. Tegelijkertijd opende Provinciale Staten de discussie over de hoogte van de structurele cultuurbegroting. Mede naar aanleiding van een onder regie van het PON en in samenwerking met Kunstbalie en bkkc gemaakte inventarisatie van de Brabantse culturele infrastructuur (Vitaliteit van het cultuursysteem in Noord-Brabant. Inventarisatie van de culturele infrastructuur), vroegen de Staten in een op 4 juli 2014 aangenomen motie in kaart te brengen wat er noodzakelijk is om in de provincie de culturele voorzieningen op een adequaat niveau te brengen.
Autonome kunst en kunstenaars
Tegelijkertijd leeft in de culturele sector ongemak over de motieven die de overheid gebruikt om de nieuwe investeringen in cultuur te rechtvaardigen. Het zijn motieven die direct ontleend zijn aan het werk van de Amerikaanse socioloog Richard Florida (The rise of the Creative Class, uit 2002, en The Flight of the Creative Class. The New Global Competition for Talent, uit 2005) en zijn Nederlandse profeten Gerard Marlet (De aantrekkelijke stad, uit 2010) en Cor Wijn (De culturele stad, 2014). Ze geven de culturele sector het gevoel te worden gereduceerd tot niet meer dan een economische factor. De culturele sector vraagt, in reactie op die motivatie, aandacht voor haar ‘autonome betekenis’ en ook beleidsmakers lijken te zoeken naar wat cultuur nog meer is dan een element dat bijdraagt aan het economisch welzijn. Het is de vraag of er veel reden is voor dit ongemak.
Kunst en cultuur hebben altijd ook ten dienste van andere belangen gestaan, van kerk en geloof, van vorst en natie. Wie de parallel met het onderwijs trekt, kan zich afvragen of de autonomie die kunstenaars de afgelopen decennia dachten te genieten werkelijke autonomie was. De historicus Bram Mellink laat in zijn dit voorjaar gepubliceerde dissertatie Worden zoals wij, over de opkomst van de geïndividualiseerde samenleving, zien hoe het zich aan de ontzuiling ontworstelende onderwijs sinds de Tweede Wereldoorlog dienstbaar was aan een maatschappelijk proces van democratisering en individualisering. Er zijn goede redenen om de vraag te stellen of kunstenaars met de autonomie die ze in de twintigste eeuw veroverden niet dienstbaar waren aan hetzelfde proces. Het heeft ook iets vanzelfsprekends: kunstenaars werken altijd in een context.
Bovendien, het economisch vertoog over cultuur biedt ruimte voor veel meer rijkdom dan veelal wordt verondersteld. Het moet niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats gaan over de directe bijdrage van kunst en cultuur aan het bruto nationaal product, maar veel meer over cultuur als infrastructurele voorwaarde. Cultuur is de belangrijkste factor die de economische aantrekkelijkheid van een regio of een stad bepaalt. En dan gaat het niet alleen over cultuur als generator van evenementen, cultuur als onderdeel van de vrijetijdseconomie. Veel wezenlijker zijn de waarden die in beeld komen wanneer de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (Naar een lerende economie, oktober 2013) en de Onderwijsraad (Een eigentijds curriculum, mei 2014) schrijven over het belang van de zgn. ‘21st century skills’ voor de economische ontwikkeling van ons land. Die ‘skills’ (het gaat dan onder meer om ICT-geletterdheid, probleemoplossend vermogen, kritisch denken, creativiteit, sociale vaardigheden en culturele sensitiviteit) zijn bij uitstek vaardigheden die worden gestimuleerd in het contact met kunst en cultuur. Het is geen toeval zijn dat de CJP Cultuurkaart landelijk en provinciaal aftrek vindt in juist de economisch sterkste regio’s.
Kunst en cultuur kunnen goed gedijen binnen een dergelijk economisch vertoog.
Het wil uiteraard niet zeggen dat kunst niet autonoom kan zijn: werkelijk autonoom is kunst die zeggingskracht heeft ook buiten en los van het vertoog waarbinnen het is ontstaan, los ook van de kunstenaar die het maakte.
bkkc
Voor bkkc is de veranderende positionering van kunst en cultuur een bevestiging van de koers die de organisatie vanaf haar oprichting heeft gevaren.
bkkc is het brabants kenniscentrum kunst en cultuur, een onafhankelijk platform waar zakelijke creativiteit en creatieve zakelijkheid bij elkaar komen. Met overtuiging bouwt bkkc mee aan een sterke culturele infrastructuur voor Noord-Brabant. bkkc gelooft in kunst en cultuur. bkkc ziet dat een bruisend cultureel klimaat profiel geeft aan de provincie. Dat het een vliegwiel is voor economische groei en sociale aantrekkingskracht. Tastbare resultaten die de waarde van kunst en cultuur zichtbaar maken. Om die ambities waar te maken kijkt bkkc per definitie voorbij de grenzen van het culturele domein, slaat het bruggen naar onderwijs, bedrijfsleven, gezondheidszorg en ruimtelijke ontwikkeling. Want kunst en cultuur bestaan niet in een vacuüm maar zijn permanent in dialoog met hun omgeving.
bkkc voelt zich in hoge mate verantwoordelijk voor de rol die het culturele veld kan en moet spelen bij de realisatie van de ambities zoals ze zijn neergelegd in de Cultuuragenda van Brabant voor 2020 zoals die in juni 2013 is vastgesteld. Die verantwoordelijkheid impliceert niet dat bkkc zich als woordvoerder ziet van de culturele sector. Die verantwoordelijkheid betekent wel dat bkkc het als zijn taak ziet te werken aan het weerbare cultuursysteem dat in de Cultuuragenda als doelstelling voor 2020 wordt geschetst: een cultuursysteem met een brede basis en een toonaangevende top, waarin overheden, culturele ondernemers, onderwijs, bedrijfsleven en publiek vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid samenwerken en de culturele infrastructuur zo tillen naar een niveau dat recht doet aan de positie van Brabant als tweede economische regio van het land.
Vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het Brabantse cultuursysteem geeft bkkc invulling aan zijn rollen:
• bkkc koestert zijn rol als kenniscentrum. Het functioneert als informatie- en debatcentrum, als netwerkorganisatie en als communicatieplatform. bkkc toont en demonstreert verschillende waarden van cultuur en biedt ruimte aan spelers uit het culturele veld om elkaar en representanten van andere sectoren te ontmoeten. Het is de ontmoetingsplek voor mensen die beroepshalve te maken hebben met kunst en cultuur. Het kenniscentrum steunt op en bestaat in hoge mate uit de inhoudelijke kennis en het relatienetwerk van de medewerkers. Die kennis en dat netwerk vergroten en delen we.
• bkkc is adviseur. Het begeleidt makers in het ontwikkelen van hun zakelijke creativiteit, stimuleert vitaliteit en vernieuwing, geeft trainingen en advies voor een succesvolle carrière, opent de deur naar potentiële opdrachtgevers, adviseert over de financiering van projecten. Het ondersteunt organisaties en instellingen in het vormgeven van creatief ondernemerschap, smeedt allianties met zakelijke partners andere culturele instellingen, geeft inhoudelijk advies, maar ook zakelijk, over financiering en marketing. Het adviseert provincie en gemeenten ten aanzien van cultuurbeleid en vormt voor beleidsmakers de toegangspoort tot de professionele culturele sector. Het ondersteunt bedrijven en organisaties in het formuleren van hun kunstbeleid, laat zien hoe kunst en cultuur nieuwe invalshoeken creëert, het traditionele denken uitdaagt en onze belevingswereld verrijkt, zoekt mee naar innovatieve en creatieve oplossingen en treedt op als matchmaker tussen opdrachtgevers en makers.
• bkkc voert financieringsregelingen uit en zoekt daarbij nieuwe wegen om aan de financieringsbehoeften van de culturele sector tegemoet te komen. Het vernieuwt het traditionele subsidie-instrument, maar geeft daarnaast vorm aan financieringsinstrumenten die naast of in plaats van subsidies een duurzame bijdrage kunnen leveren aan een grotere financiële autonomie van de culturele sector.
Die rollen kan bkkc alleen in samenhang spelen. De kennispositie stelt bkkc in staat adviseur te zijn voor zowel de sector als de provinciale overheid. Het adviseurschap en de uitvoering van financieringsregelingen versterken de kennispositie en geven het richting aan het proces van kennisverwerving.
Samenhang en samenwerking
In het Beleidsplan 2013-2016 bepleitte bkkc een afscheid van het traditionele subsidiesysteem van individuele aanvragen beoordeeld door commissies en getoetst in bezwaar- en beroepsprocedures. In plaats daarvan werd gezocht naar een systeem van allianties waarin relevante partijen projecten scouten en ontwikkelen die, waar nodig meerjarig, financieel en organisatorisch worden ondersteund en tot zelfstandigheid gebracht. bkkc wilde experimenteren met nieuwe financiële instrumenten, om uiteindelijk te komen tot een investeringsfonds voor kunst en cultuur als duurzame basis voor het beschikbaar stellen van incidentele middelen aan de culturele sector.
Met het impulsgeldenprogramma en de komst van het cultuurfonds Brabant C zijn dus belangrijke in 2012 geformuleerde doelstellingen gerealiseerd. Daarmee is de context waarbinnen bkkc opereert veranderd. Operationalisering van de nieuwe financiële mogelijkheden en het daarbij zoeken naar wegen om de nieuwe middelen zoveel als mogelijk structureel te maken vormen in die nieuwe context de nieuwe doelstellingen. Samenhang en samenwerking zijn daarbij kernwaarden.
De nieuwe financiële mogelijkheden voor de professionele Brabantse culturele sector zijn een kans maar ook een uitdaging. Het is de vraag of de sector, verzwakt door de cascade van bezuinigingen, momenteel organisatorisch in staat is de programmatische ruimte te gebruiken die het cultuurfonds biedt. Oplossingen kunnen gezocht worden in versterking van instellingen als resultaat van de door de Staten gevraagde verkenning naar adequate toerusting van de culturele basis, in de keuzes die straks worden gemaakt in het Kunstenplan voor de periode 2017-2020 en in herdefiniëring van de doelstellingen van een structureel gemaakt impulsgeldenprogramma.
Daarbij is verregaande samenwerking tussen provinciale instellingen die een rol spelen in de ondersteuning van de culturele infrastructuur geboden. Vanouds werkt bkkc al samen met die instellingen. Met Kunstbalie en Erfgoed Brabant worden al jarenlang gezamenlijk projecten gerealiseerd. In de loop van 2013 tekenden zich daarnaast interessante mogelijkheden af tot samenwerking met de BOM in het kader van het BrabantDC-programma, waarmee inhoud moet worden gegeven aan het Brabantse lidmaatschap van de internationale netwerkorganisatie Districts of Creativity. Met Cubiss, PON, Visit Brabant, Prins Bernhard Cultuurfonds, Kunstbalie en Erfgoed Brabant wordt samengewerkt in het communicatieplatform MEST, tijdschrift (sinds 2013) en website (sinds 2014). Met Cubiss, PON, ZET, Kunstbalie en Erfgoed Brabant onderzoekt bkkc de mogelijkheden voor gezamenlijke huisvesting in de Spoorzone.
Voor de sector het belangrijkst is de samenwerking van Cubiss, Kunstbalie, Erfgoed Brabant en bkkc met het cultuurfonds Brabant C, die al per januari 2015 moet leiden tot een gezamenlijk ‘verkeersplein’, waar de instellingen alle vragen om financiële ondersteuning en hun expertise ter zake samenbrengen. Het komend jaar zal onderzocht worden of en zo ja op welke wijze dat ‘verkeersplein’ het begin kan zijn van een proces dat uiteindelijk leidt tot de totstandkoming van een Brabantse Raad voor Kunst & Cultuur of Culturele Ontwikkelings Maatschappij die gaat optreden als advies- en uitvoeringsorganisatie voor het totale Brabantse cultuurbeleid en waarbinnen dan ook de huidige Adviescommissie Kunsten een plaats kan krijgen.
Uit de Inleiding bij het Werkplan 2015 van bkkc|brabants kenniscentrum kunst en cultuur, november 2014