Cultuur is geen hobby, meneer Wiebes
Toen afgelopen zomer Erik Wiebes, onze minister van Economische Zaken, kunst en cultuur tot een hobby verklaarde vergelijkbaar met loodgieten, verbaasde ik me. Omdat ik loodgieten nooit als een mogelijke hobby had gezien, maar als iets noodzakelijks en onvermijdelijks. Net als kunst en cultuur.
Ik moest er weer aan denken toen ik de afgelopen weken de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen in onze twaalf provincies las en constateerde dat er tussen en binnen partijen grote verschillen van inzicht bestaan over de rol van kunst en cultuur in het provinciaal beleid.
Voor mij is het vanzelfsprekend: júist de provincies moeten kunst en cultuur als kerntaak omarmen.
Cultuur geeft onze samenleving samenhang, kunst reflecteert op die samenhang. Kunst en cultuur gaan over continuïteit en vernieuwing, en zijn dus actueler dan ooit in een samenleving die zoekt naar een toekomst en worstelt met zijn identiteit.
Kunst en cultuur appelleren aan wat de mens onderscheidt van andere levende wezens: de gave van de verbeelding. Onze verbeeldingskracht stelt ons in staat bruggen te slaan, tussen hier en daar, tussen toen, nu en straks, tussen onszelf en de ander. Kunst en cultuur voeden die verbeeldingskracht en stellen ons zo in staat greep te krijgen op de werkelijkheid en eraan te ontsnappen. Ze geven vorm aan de normen en waarden die groepen in onze samenleving verbinden. Ze tonen en geven ruimte aan de diversiteit in die samenleving en schragen daarmee onze democratie. Ze laten ons de werkelijkheid niet als gesloten maar als open ervaren. Ze geven lucht aan de samenleving.
Voor de nieuwe colleges die straks in de provinciehoofdsteden aantreden zou de culturele kerntaak drie speerpunten moeten hebben:
1. De provincie treedt op als regisseur
Kunst en cultuur zijn een katalysator voor maatschappelijke ambities, roepen een verlangen naar verandering op. Ze jagen de economische ontwikkeling aan, dragen bij aan de kwaliteit van onze omgeving, zijn een motor voor sociale integratie en zo een essentiële voorwaarde voor een goed woon- en werkklimaat.
Provincies benutten die maatschappelijke waarde van kunst en cultuur, zetten kunst en cultuur in om een antwoord te geven op maatschappelijke uitdagingen, maar investeren ook in een infrastructuur, waarbij in de directe leefomgeving van inwoners en voor alle bevolkingsgroepen een divers programma voor actieve en passieve cultuurparticipatie wordt aangeboden.
2. De provincie is de linking pin tussen steden en Rijk
Provincies zijn de vanzelfsprekende schakel tussen Rijk en gemeenten, tussen nationale en lokale gemeenschap. Die rol wordt belangrijker, zichtbaarder ook, nu vanaf 2020 regio’s een grotere rol gaan spelen in het landelijke cultuurbeleid. In 2017 heeft de minister van OCW stedelijke regio’s uitgenodigd om samen met het culturele veld regioprofielen op te stellen. Provincies voelen zich verantwoordelijk voor de samenwerking tussen gemeenten, stimuleren die en borgen een gezamenlijke visie op cultuurbeleid.
3. De provincie is partner in cultuureducatie
Net als bij kunst en cultuur gaat het in het onderwijs om vernieuwing en continuïteit. Onderwijs socialiseert, draagt bestaande kennis over en vormt zo identiteit. Maar onderwijs slaat ook bruggen naar de toekomst, stimuleert verbeelding en creativiteit en bereidt ons zo voor op een wereld die we nog niet kennen.
Kunst en onderwijs, aldus onderwijspedagoog Gert Biesta, zijn niet identiek, maar wel verwant. Kunst is ‘een voortdurende poging […] om te ontdekken wat het betekent om in dialoog met de wereld te zijn.’ Kunst en cultuur verdienen dus een centrale plaats in het onderwijs. Minister Ingrid van Engelshoven citeerde in Cultuur in een open samenleving instemmend SCP-directeur Kim Putters: ‘Cultuur is “niet het sluitstuk op de basisschool, maar misschien wel de kern voor de ontwikkeling van jonge mensen.”’
Kunst en cultuur moeten dan ook zijn ingebed in het onderwijs in de volle breedte en moeten deel uitmaken van onze ‘éducation permanente’. Ze vormen de kern van onze ‘canon’, de kennis die we overdragen. Cultuuronderwijs geeft zo vorm en inhoud aan een van de belangrijkste opdrachten van ons onderwijs: socialisatie. Het legt de basis voor onze zoektocht naar gemeenschappelijkheid. Maar doen, ervaren en beleven, het ontwikkelen van de eigen creativiteit, is ook een paspoort naar de ontdekking van nieuwe werelden. Hier ontmoeten cultuureducatie en ‘21st century skills’ elkaar.
Het vraagt om een brede definitie van kunst en cultuur, om waardering voor populaire kunstopvattingen en om een infrastructuur waarin ook buiten en na het reguliere onderwijs ruimte wordt geboden aan die opvattingen. Provincies hebben hier een cruciale rol:
- Ze ondersteunen via instellingen als Kunstloc gemeenten bij het maken van afspraken met onderwijs, opvang-, wijk- en buurtcentra, culturele ondernemers en bedrijfsleven over voorzieningen voor educatie en participatie.
- Ze zijn eerstverantwoordelijke voor deelname van kleinere gemeenten in de landelijke regeling Cultuureducatie Met Kwaliteit. Ze stimuleren uitbreiding van de regeling naar het voortgezet onderwijs en samenwerking met pabo’s en kunstvakonderwijs en dragen zo bij aan breed gedragen eigenaarschap voor hoogwaardig en toekomstbestendige cultuureducatie.
Column voor Cultureel Kapitaal. Debat over cultuureducatie en cultuurparticipatie op de website van LKCA, gepubliceerd op 13 maart 2019.