Het verdriet van Brabant
‘Samen blijven we investeren in kunst, cultuur en creativiteit.’ ‘Dat is de kracht van Brabant.’
Het was de boodschap in een advertentie die de Provincie vlak voor de Kerst in de Brabantse kranten publiceerde. In de advertentie werd verwezen naar de ondersteuning door Rijk, Provincie en de vijf grote Brabantse gemeenten om musea, (pop)podia en filmhuizen, zwaar getroffen door de coronacrisis, overeind te houden. Want: ‘Als we ooit hebben gezien hoeveel waarde cultuur heeft, is het wel in deze coronacrisis.’
De advertentie kwam kort na de bekendmaking dat de Provincie het budget voor het succesvolle impulsgeldenprogramma met ingang van 2021 halveert en na de publicatie van het Beleidskader Vrije tijd, Cultuur en Sport 2021-2022 – concreet beleid en concrete beleidsvoornemens waarin, moeten we constateren, weinig zichtbaar wordt van het in de advertentie zo ronkend beleden geloof in de waarde van cultuur voor de Brabantse samenleving.
- De Provincie kiest voor een cultuurbeleid dat haaks staat op de economische ambities. Ze toont zich tevreden met een cultureel aanbod dat de braindrain waar Brabant vanouds mee kampt verder aanjaagt. Brabant wil regio zijn van kennis en innovatie en zou moeten kiezen voor een cultuurbeleid dat kenniswerkers uitnodigt en uitdaagt.
- Ondanks de geruststellende woorden bij de installatie van het huidige college wordt in het Beleidskadergekozen voor een beleid dat kunst en cultuur reduceert tot een vorm van vrijetijdsbesteding. Het Beleidskader heeft nauwelijks oog voor de economische betekenis van de creatieve sector en gaat voorbij aan het belang van kunst en cultuur voor creativiteit en innovatie. Voor open doel mist de Provincie hier de kans om, bijvoorbeeld door het impulsgeldenprogramma een tot een programma te maken dat gedragen wordt door alle provinciale beleidsdomeinen, tot werkelijk integraal beleid te komen.
- In een poging vast te houden aan het financiële kader zoals het is afgesproken in het coalitieakkoord, zingt het Beleidskader zich volledig los van de actualiteit. Weliswaar wordt in de inleiding gewezen op de grote maatschappelijke, sociale en economische impact van de corona-uitbraak, maar op geen enkele wijze wil hetBeleidskader zich verhouden tot de daarmee ontstane nieuwe werkelijkheid. Nergens biedt het aanknopingspunten voor een structurele aanpak van de problemen waarmee de onevenredig zwaar getroffen culturele sector zich als gevolg van de coronacrisis ziet geconfronteerd. De versterking van een provinciaal instrument als het impulsgeldenprogramma zou ook hier een belangrijke rol kunnen spelen.
- Met het Beleidskader beoogt de Provincie focus in het beleid aan te brengen en de eigen rolneming aan te scherpen. Maar vooralsnog kondigt de Provincie vooral verkenningen aan die tot die focus en aangescherpte rolneming moeten leiden. Waar zij, buiten het Beleidskader om, daarop voorsorteert en bezuinigingen aankondigt, bezondigt zij zich aan wensdenken over beleidswijzigingen bij het Rijk ten aanzien van cultuureducatie en cultuurparticipatie na 2024, waarvan niet duidelijk is hoe die bezuinigingen vóór 2024 kunnen faciliteren.
Impulsgelden
In mijn reactie op de halvering van het impulsgeldenprogramma stelde ik al vast dat de Provincie daarmee een belangrijk instrument heeft gekortwiekt dat de cultuursector had kunnen ondersteunen in de transities die na de coronacrisis noodzakelijk zijn. Met het verdwijnen van een groot deel van de programmatische middelen voor kunst en cultuur wordt de ruimte voor vernieuwing van het Brabantse cultuursysteem sterk ingeperkt. Die vernieuwing, de afgelopen tien jaar aangejaagd door gericht provinciaal beleid, heeft de Brabantse culturele sector versterkt en landelijk veel zichtbaarder gemaakt. Het betaalde zich uit in, vanaf dit jaar, een veel grotere bijdrage van het Rijk aan de Brabantse culturele infrastructuur: het aantal meerjarig gefinancierde Brabantse instellingen groeit, van 46 naar 73. Het bedrag dat voor die instellingen jaarlijks beschikbaar is, groeit, van € 26,5 miljoen naar € 34,6 miljoen.[1]https://www.kunstlocbrabant.nl/nieuws/impulsgelden2-12273 Wie het Beleidskader 2021-2022 leest kan niet anders dan constateren dat wat de Provincie betreft dit succes zo niet ongewenst, dan toch in ieder geval eenmalig is geweest.
Gebrek aan ambitie
In de laatste editie van het onderzoek Waarde van Cultuur, die in juni 2020 verscheen, wordt geconstateerd dat de provincie laag scoort op het aantal culturele voorzieningen per hoofd van de bevolking. In vergelijking met andere provincies is ook het aanbod in Brabant bescheiden.[2]Bo Broers e.a., Waarde van Cultuur. De staat van de culturele sector in Noord-Brabant 2020, Tilburg 2020, blz. 22. Het Beleidskader vat de conclusie uit het onderzoek samen: Brabant staat op de provinciale ranglijst op de zevende plaats.[3]Beleidskader Vrije Tijd, Cultuur en Sport 2021-2022, blz. 21. Maar waar het Waarde van Cultuur-onderzoek constateert dat dit een relatief lage positie is omdat Brabant qua omvang (zowel in oppervlakte als inwoneraantal) de op twee na grootste provincie in Nederland is en de grotere investeringen door het Rijk in de Brabantse culturele infrastructuur perspectief bieden op een substantiële groei van het aanbod, is de Provincie in het Beleidskader al tevreden als die zevende plek behouden kan blijven.
Je kunt het kwalificeren als een gebrek aan ambitie. Maar het is erger: met dat gebrek aan ambitie schaadt de Provincie de Brabantse samenleving. In het Beleidskader verwijst de Provincie naar het onderzoek Waarde van Cultuur, waaruit blijkt dat 90% van ‘de Brabanders’ – de nieuwe iconen van het cultuurbeleid – tevreden is met het aanbod in de Provincie.[4]Waarde van Cultuur, blz. 50. Maar wie dieper graaft ziet iets heel anders. Uit hetzelfde onderzoek en uit het iets eerder gepubliceerde PON-onderzoek naar de culturele smaak van Brabanders blijkt dat steeds meer Brabanders voor hun cultuurconsumptie de provincie uittrekken.[5]Waarde van Cultuur, blz. 66-67, Bo Broers en Bianca Koomen, Culturele smaak van Brabanders 2020. Een segmentatie van verschillende cultuurtypen in Noord-Brabant, Tilburg 2020. Waren dit vier jaar geleden nog vooral de bewoners van de rijke Brabantse dorpen rond Eindhoven, Den Bosch en Breda, nu zijn het ook en vooral Brabantse jongeren die met hun voeten stemmen. Voor hen is het vaak een eerste stap naar een toekomst buiten de provincie.
Brabant heeft nog steeds te maken met een braindrain. Niet alleen hebben Brabantse instellingen voor hoger onderwijs moeite om Nederlandse studenten van buiten de provincie te interesseren voor hun aanbod, Brabantse studenten die in Brabant afstuderen verlaten in relatief grote mate de provincie. Het resultaat is een verhoudingsgewijs laag opgeleide beroepsbevolking. Het lijkt niet ver gezocht om een verband te zien met het vertrek van Philips en met het besluit van ASML om zijn wetenschappelijke campus niet in Eindhoven maar in Amsterdam te vestigen.
Het provinciaal cultuurbeleid staat daarmee op gespannen voet met het economische beleid dat het zegt te willen schragen.[6]Beleidskader, blz. 16. Brabant profileert zich met recht en reden als een regio van kennis en innovatie met creativiteit als motor. Brabant is na de Randstad de belangrijkste economische regio van ons land, Brainport levert onze nationale economie meer toegevoegde waarde dan Schiphol of de Rotterdamse haven, Brabant behoort tot de top van innovatieve regio’s in Europa. Maar die positie is kwetsbaar en niet vanzelfsprekend.[7]Cf. Planbureau voor de Leefomgeving, De internationale concurrentiepositie van topsectoren, Den Haag 2012; Pieter Tordoir, Ate Poorthuis en Piet Renooy, De veranderende geografie van Nederland, … Lees meer Het vraagt om een cultuurbeleid dat kenniswerkers uitnodigt en uitdaagt, niet om een beleid dat ze stimuleert de provincie te verlaten.
Integraal beleid
Met het Beleidskader wil de provincie een eerste stap zetten in de integratie van de beleidsterreinen sport, cultuur en vrijetijd. Maar in dat integratieproces lijkt cultuur te verworden tot louter een onderdeel van de vrijetijdssector, alleen maar relevant als bron van ontspanning en motor voor de toeristische ontwikkeling van de provincie. Terwijl cultuur zoveel meer is en juist in Brabant ook altijd zoveel meer is geweest.
De creatieve sector is niet alleen een belangrijke factor in de Nederlandse economie,[8]CBS, Satellietrekening cultuur en media 2015. De bijdrage van cultuur en media aan de Nederlandse economie, Den Haag 2019. Cf. … Lees meer kunst en cultuur zijn ook hofleverancier van creativiteit en creativiteitsontwikkeling. In tijden van voorspoed zorgt creativiteit voor welzijn, ontwikkeling en innovatie, in tijden van crisis voor veerkracht, aanpassingsvermogen en verwerking. Ze levert niet alleen eigen producten en diensten, maar ontwikkelt ook creatieve concepten die kunnen worden toegepast bij de productie van andere goederen en diensten. Dit ‘creatief kapitaal’, het directe effect dat de creatieve sector heeft op het creëren van toegevoegde waarde, wordt door onderzoekers van TNO berekend op ruim 5% van het bruto binnenlands product.[9]Marcel de Heide, Arjen Goetheer en Evgueni Poliakov, ‘Creatieve industrie belangrijker dan gangbare cijfers suggereren’, ESB 104 (4775), 4 juli 2019, blz. 317-319. Maar het rendement daarvan slaat nauwelijks in de culturele sector neer. Rijksbouwmeester Floris Alkemade signaleert het in zijn verkenning van de complexe vraagstukken waar de Nederlandse samenleving voor staat: ‘Meer dan we denken zijn we afhankelijk van de gidsfunctie van onze wetenschappers, ontwerpers, schrijvers, musici en creatieve denkers. In onze samenleving – die overloopt van welvaart en die veel geld besteedt aan de meest onzinnige zaken – verdienen ze vaak geen droog brood, worden ze geridiculiseerd en [wordt] hun positie gemarginaliseerd. Toch zullen ze vanuit hun aard in de komende transitietijd een sleutelrol gaan vervullen.’[10]Floris Alkemade, De toekomst van Nederland. De kunst van richting te veranderen (Bussum 2020), blz. 59.
Juist dat vraagt om een regierol van de overheid. En het moet gezegd: het Beleidskader onderkent dat cultuur bijdraagt aan andere provinciale beleidsterreinen, constateert ook dat kunst en cultuur en sociale, een emancipatoire en een kritische, verbeeldende en ontwerpende functie hebben, geeft aan de maatschappelijke effecten van kunst en cultuur te willen vergroten.[11]Beleidskader, blz. 8, 13, 23. Tegelijkertijd constateren we dat er beleidsmatig vervolgens geen consequenties aan worden verbonden.
In zijn evaluatie van het impulsgeldenprogramma is Berenschot volstrekt duidelijk over de betekenis die dit programma juist op dit gebied heeft gehad: ‘het is aangetoond dat dankzij het programma Impulsgelden meer verbindingen tot stand komen met andere domeinen.’ ‘Bovendien leidt het programma […] tot meer aandacht voor maatschappelijke vraagstukken, vanwege de samenwerking met spelers van buiten de cultuursector.’[12]Bastiaan Vinkenburg, Hanna Marije Booij, Isabelle Hegeman, Bram Berkhout, Impulsgelden: stimulans voor de cultuursector (Utrecht 2020) blz. 3, 9. Maar de Provincie heeft er voor gekozen de nadrukkelijke aanbeveling van Berenschot (‘continueer het programma Impulsgelden en kort niet op het budget hiervan’)[13]Vinkenburg e.a., blz. 23.te negeren. De Provincie had er ook voor kunnen kiezen om vanuit de domeinen landbouw, mobiliteit en ruimte middelen vrij te maken om de culturele en creatieve sector in staat te stellen op die terreinen de sleutelrol die Floris Alkemade voor haar ziet te spelen. En om zichtbaar te maken dat ze staat voor werkelijk integraal beleid.
Bezuinigingen in tijden van corona
Het Beleidskader fungeert als een uitgangspunt voor bezuinigingen. Bezuinigen is een politieke keuze. De wijze waarop wordt bezuinigd ook. De Provincie kiest ervoor te bezuinigen op cultuur. De Provincie kiest ervoor haar taken op het gebied van sport uit te breiden en de kosten daarvan te verhalen op de culturele sector. Dat zijn keuzes die gemaakt mogen worden, maar die het dan wel verdienen beargumenteerd te worden. Het Beleidskader levert die argumentatie niet.
Het Beleidskader neemt als vanzelfsprekend uitgangspunt aan dat er structureel minder budget beschikbaar is. De vraag is hoe vanzelfsprekend dat uitgangspunt is. Ja, het rendement van de Essentgelden staat onder druk, maar anders dan wel eens wordt gesuggereerd zijn de Essentgelden niet ‘op’. Sterker: de negatieve rente en de verwachting dat dit geen fenomeen van korte duur is, zou de Provincie ook kunnen uitnodigen om tot een versnelde besteding van de Essentgelden te komen.
De vraag is ook of de wijze waarop de Provincie naar haar ‘huishoudboekje’ kijkt en naar de noodzaak dat ‘op orde’ te brengen, nog van deze tijd is. De Algemene Rekenkamer zette al in 2019 vraagtekens bij de vanzelfsprekendheid waarmee de overheid na de kredietcrisis van 2008 tientallen miljarden bezuinigde. Ze constateerde dat de jarenlange bezuinigingen grote schade hebben veroorzaakt in de publieke sector en dat hun bijdrage aan het herstel van de Nederlandse economie niet kan worden aangetoond. Sterker: de aantasting van het onderwijspeil, de verslechterende infrastructuur en de crisis in onze rechtstatelijke instituties vormen volgens de Rekenkamer een bedreiging voor de Nederlandse concurrentiepositie, die het bezuinigingsbeleid nu juist geacht werd te schragen.[14]Algemene Rekenkamer, Staat van de Rijksverantwoording 2018. Den Haag, 15 mei 2019.Wim Boonstra, econoom bij de Rabobank, aarzelde niet om het bezuinigingsbeleid van de jaren na 2008 te vergelijken met de ‘irrationele halsstarrigheid’, waarmee politici in de jaren 1930 vasthielden aan de gouden standaard.[15]economie.rabobank.com/publicaties/2019/juli/modern-monetary-theory/.
Economen zetten al langer vraagtekens bij de wijze waarop politici overheidsschuld en particuliere schuld met elkaar vergelijken en zo de werkelijkheid versimpelen. De overheid is niet hetzelfde als een huishouden. Anders dan bij individuen hangen de inkomsten en uitgaven van de staat met elkaar samen. Als de overheid leent om investeringen te doen, creëert ze niet alleen betere voorzieningen, maar kan ze ook meer inkomsten genereren doordat de economie groeit vanwege deze voorzieningen. Bovendien moeten wij onze schulden binnen een bepaalde tijd aflossen, maar kan de staat leningen eeuwig laten uitstaan.[16]www.ftm.nl/artikelen/waarom-het-huishoudboekje-van-de-overheid-niet-op-orde-hoeft-te-zijn. Mariana Mazzucato, hoogleraar Economics of Innovation & Public Value aan University College London en op 5 februari te gast op de jaarlijkse Bilderberg Conferentie van VNO-NCW, pleit al jarenlang voor een ondernemende overheid.[17]Mariana Mazzucato, The Entrepreneurial State. Debunking public vs. private sector myths, Londen 2013; Mariana Mazzucato, Mission Economy. A Moonshot Guide to Changing Capitalism, Londen 2020. In NRC Handelsbladconcludeerde Coen Teulings, voormalig directeur van het Centraal Planbureau en tegenwoordig hoogleraar economie in Cambridge, onlangs: ‘Staatsschuld is geen teken van een spilzieke overheid, maar heeft een belangrijke economische functie: het voorziet in de vraag naar private buffers.’[18]NRC Handelsblad 15 juli 2020. De Amerikaanse econoom Stephanie Kelton, vlaggendraagster van de Modern Monetary Theory, gaat nog een stap verder: om publieke voorzieningen te financieren, hoeft de overheid helemaal geen geld te lenen of belastingen te heffen. Ze kan, zolang de productiemiddelen voor goederen en diensten op peil blijven, gewoon de geldpers aanzetten.[19]Stephanie Kelton, The Deficit Myth: Modern Monetary Theory and the Birth of the People’s Economy, New York 2020. En wie ziet hoe overheden overal ter wereld reageren op de coronacrisis, kan niet om de constatering heen dat overal het dogma dat de beste overheidsschuld geen overheidsschuld is wankelt. Behalve in Brabant. De Provincie bewijst lippendienst aan de gevolgen van de coronacrisis voor de ‘onevenredig hard getroffen’ culturele sector, plakt – daar gaat niets vanaf – in samenwerking met Rijk en grote steden pleisters, maar verbindt er geen consequenties aan voor haar structurele beleid.
Kunstloc Brabant
In dezelfde vergadering waarin Gedeputeerde Staten het Beleidskader vaststelde dat nu aan Provinciale Staten is voorgelegd, nam ze ook een beslissing over een gedeeltelijke afbouw van de voor Kunstloc Brabant beschikbare subsidie: € 600.000 per 1 januari 2022 en nog eens € 600.000 per 1 januari 2023. Een korting van in totaal dus € 1,2 miljoen, zo’n 20% van de huidige begroting van Kunstloc Brabant, die vervolgens niet landt in de cultuurbegroting, maar onderdeel is van de totale bezuinigingstaakstelling die de Provincie zich heeft opgelegd.
Grondslag voor het besluit is volgens Gedeputeerde Staten de focus en de verscherpte rolneming zoals die is vastgelegd in het Beleidskader. Aanknopingspunten ziet het college in veronderstelde beleidswijzigingen door het Rijk op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie in de volgende cultuurplanperiode, dus na 2024.[20]Brief van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant aan Kunstloc Brabant, 17 december 2020. Bij de verwachtingen ten aanzien van die beleidswijzigingen zetten wij vraagtekens.
Het college geeft aan dat het Rijk zich inzet om cultuureducatie onderdeel van het reguliere onderwijscurriculum te maken. Die inzet vindt plaats als onderdeel van een buitengewoon ambitieuze en veel bredere vernieuwing van het onderwijs. Wij onderkennen en ondersteunen die inzet, maar zien tegelijkertijd dat de ter zake aangekondigde wetgeving nog niet aan de Tweede Kamer is voorgelegd, dat de verantwoordelijke ministers hebben aangekondigd een beslissing ter zake aan een volgend kabinet over te willen laten en dat in de onderwijswereld discussies worden gevoerd over de wenselijkheid van de vernieuwing c.q. van de vernieuwing op dit moment. Wij waarschuwen daarnaast dat ook als een volgend kabinet tot wetgeving besluit en die wetgeving ongewijzigd het staatsblad haalt, rekening moet worden gehouden met een invoeringstraject dat zich over vele jaren uitstrekt. Het gaat bij de invoering van het beoogde nieuwe curriculum om een van de grootste vernieuwingsoperaties in het Nederlandse onderwijs ooit, die het beste vergeleken kan worden met de invoering van de Mammoetwet. Die wet werd in 1958 ingediend, in 1963 aangenomen en in 1968 van kracht. Het duurde toen nog tot 1974 eer hij volledig was uitgerold. De Mammoetwet had uitsluitend betrekking op het voortgezet onderwijs. De nu beoogde curriculumvernieuwing beoogt doorlopende leerlijnen van basis- naar voortgezet onderwijs te realiseren. Het zal alleen daardoor al na invoering ten minste veertien jaar duren eer zij volledig is uitgerold. Het maakt het buitengewoon onwaarschijnlijk dat per 2025 de verantwoordelijkheid voor cultuureducatie daadwerkelijk volledig bij het onderwijs kan worden neergelegd.
Het college geeft daarnaast aan dat op dit moment nog niet bekend is of en hoe een nieuwe regeling cultuurparticipatie van het Rijk er na 2024 uit komt te zien. Dat is juist. De huidige regeling Samen Cultuurmaken is nieuw en experimenteel, loopt eind 2024 af en zal ongetwijfeld worden geëvalueerd. Tegelijkertijd valt nu al vast te stellen dat de structuren die door het Rijk worden ingericht ter ondersteuning van het programma juist beogen het programma, in een wellicht aangepaste vorm, langer te faciliteren, dat het Rijk in de convenanten zoals ze aan de lagere overheden worden voorgelegd uitgaat van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het programma en dat ook provincies die tot nu toe ter zake geen beleid voerden hier aanleiding in zien hun verantwoordelijkheid te nemen. Het maakt het onwaarschijnlijk dat voor de Provincie na 2024 ruimte ontstaat voor de blijkbaar beoogde kleinere rol op dit terrein.
Maar los van de vraag hoe reëel de verwachtingen van de Provincie ter zake zijn, duidelijk is dat beleidswijzigingen bij het Rijk na 2024 geen ruimte bieden voor verminderde activiteiten op de door Gedeputeerde Staten aangeduide terreinen in 2022 en 2023. De bezuiniging op de subsidie voor Kunstloc Brabant leidt dus onvermijdelijk tot een verminderde dienstverlening aan het culturele veld, juist in een fase dat het veld daar meer dan ooit behoefte aan heeft. Het leidt ook tot een verminderde beschikbaarheid voor beleidsondersteuning aan de provinciale overheid, waar het Beleidskader laat zien dat die ondersteuning meer dan ooit geboden is.
Referenties
↑1 | https://www.kunstlocbrabant.nl/nieuws/impulsgelden2-12273 |
---|---|
↑2 | Bo Broers e.a., Waarde van Cultuur. De staat van de culturele sector in Noord-Brabant 2020, Tilburg 2020, blz. 22. |
↑3 | Beleidskader Vrije Tijd, Cultuur en Sport 2021-2022, blz. 21. |
↑4 | Waarde van Cultuur, blz. 50. |
↑5 | Waarde van Cultuur, blz. 66-67, Bo Broers en Bianca Koomen, Culturele smaak van Brabanders 2020. Een segmentatie van verschillende cultuurtypen in Noord-Brabant, Tilburg 2020. |
↑6 | Beleidskader, blz. 16. |
↑7 | Cf. Planbureau voor de Leefomgeving, De internationale concurrentiepositie van topsectoren, Den Haag 2012; Pieter Tordoir, Ate Poorthuis en Piet Renooy, De veranderende geografie van Nederland, Amsterdam 2015; Floor Milikowksi, Een klein land met verre uithoeken. Ongelijke kansen in veranderend Nederland (Amsterdam 2020) blz. 116-136. |
↑8 | CBS, Satellietrekening cultuur en media 2015. De bijdrage van cultuur en media aan de Nederlandse economie, Den Haag 2019. Cf. https://economie.rabobank.com/publicaties/2020/september/het-economische-belang-van-de-culturele-en-creatieve-sector/. |
↑9 | Marcel de Heide, Arjen Goetheer en Evgueni Poliakov, ‘Creatieve industrie belangrijker dan gangbare cijfers suggereren’, ESB 104 (4775), 4 juli 2019, blz. 317-319. |
↑10 | Floris Alkemade, De toekomst van Nederland. De kunst van richting te veranderen (Bussum 2020), blz. 59. |
↑11 | Beleidskader, blz. 8, 13, 23. |
↑12 | Bastiaan Vinkenburg, Hanna Marije Booij, Isabelle Hegeman, Bram Berkhout, Impulsgelden: stimulans voor de cultuursector (Utrecht 2020) blz. 3, 9. |
↑13 | Vinkenburg e.a., blz. 23. |
↑14 | Algemene Rekenkamer, Staat van de Rijksverantwoording 2018. Den Haag, 15 mei 2019. |
↑15 | economie.rabobank.com/publicaties/2019/juli/modern-monetary-theory/. |
↑16 | www.ftm.nl/artikelen/waarom-het-huishoudboekje-van-de-overheid-niet-op-orde-hoeft-te-zijn. |
↑17 | Mariana Mazzucato, The Entrepreneurial State. Debunking public vs. private sector myths, Londen 2013; Mariana Mazzucato, Mission Economy. A Moonshot Guide to Changing Capitalism, Londen 2020. |
↑18 | NRC Handelsblad 15 juli 2020. |
↑19 | Stephanie Kelton, The Deficit Myth: Modern Monetary Theory and the Birth of the People’s Economy, New York 2020. |
↑20 | Brief van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant aan Kunstloc Brabant, 17 december 2020. |